‘Antifouling’:
‘Antifouling’ is een verzamelnaam voor alle
verven en ‘coatings’ die in de scheepvaart
en scheepsindustrie gebruikt worden om de aangroei van
allerlei organismen op het onderwaterdeel van een schip
te voorkomen. In de scheepvaart zorgt deze aangroei
voor verhoogde weerstand van het schip in het water.
Daardoor verbruikt het schip meer brandstof en heeft
de schipper hogere kosten.
Antropogeen:
Door de mens veroorzaakt of geproduceerd.
Bioaccumulatie:
Dit is de netto accumulatie of toename in concentratie
van een chemische stof in een organisme, in vergelijking
met de concentratie ervan in de omgeving. Meestal wordt
deze term gebruikt voor de accumulatie van chemische
stoffen in waterplanten of -dieren. Vaak worden deze
toxines opgeslagen in het vetweefsel van deze organismen.
De toxische stof kan worden opgenomen door direct contact
met de omgeving en/of via het voedsel
Biobeschikbaarheid:
De biobeschikbaarheid van een stof (of element) zegt
iets over de mogelijkheid dat een organisme een bepaalde
stof of element opneemt. Biobeschikbaarheid is sterk
afhankelijk van de eigenschappen van de stof of het
element, de vorm waarin het voorkomt, en de wijze waarop
een organisme eraan wordt blootgesteld. De meeste stoffen
komen in het milieu immers voor in verschillende vormen.
Deze worden sterk beïnvloed door de eigenschappen
van de omgeving. Niet alle vormen kunnen door organismen
opgenomen worden. De biobeschikbare fractie van de totale
hoeveelheid van een stof in de omgeving van een organisme
is dan deze fractie die daadwerkelijk kan worden opgenomen.
Dit is van belang bij blootstelling aan schadelijke
stoffen enerzijds, maar ook omdat een groot aantal stoffen
en elementen essentieel zijn voor het overleven. Indien
deze niet biobeschikbaar zijn, kan dit ernstige gevolgen
hebben.
Biodegradatie:
Dit is de afbraak van giftige stoffen door micro-organismen
of schimmels. Het is een uiterst belangrijk mechanisme
voor de ontgifting van milieuvervuilende stoffen in
bodem en water. Zo kan biodegradatie voorkomen bij pesticiden,
organometalen en petroleum producten, alsook bij industrieel
en huishoudelijk afval. Naast micro-organismen en schimmels
kunnen ook hogere dieren en planten sommige producten
omzetten en de producten van deze omzetting gedeeltelijk
of volledig uitscheiden. Afbraakproducten zijn daarbij
niet noodzakelijk onschadelijk. Soms zijn ze zelfs schadelijker
dan het beginproduct.
Biomagnificatie:
Vele toxische stoffen hebben de neiging om te gaan opstapelen
in het vetweefsel van vissen. Deze toxines kunnen toenemen
in concentratie doorheen de voedselketen. In sommige
gevallen zoals bij DDT loopt de concentratie bij toppredatoren
zo hoog op dat ze nadelige effecten ondervinden. Dit
wil echter niet zeggen dat organismen lager in de voedselketen
geen hinder ondervinden van dergelijke vervuiling.
DDT:
DDT staat voor ‘dichloordifenyltrichloorethaan’.
Het is een bestanddeel van insectendodende middelen.
In 1939 ontdekte de Zwitserse chemicus Paul Muller dit
organochloorpesticide. Het werd onthaald als een wondermiddel
omdat het allerlei insectenplagen kon bestrijden en
toch onschadelijk leek voor zoogdieren. De oogsten namen
spectaculair in omvang toe en ook malariamuggen konden
ermee worden bestreden. In 1944 kreeg Muller voor zijn
ontdekking de Nobelprijs. In 1962 ontdekte de wetenschapper
Rachel Caron dat insecten en wormetende vogels massaal
stierven in gebieden waar DDT werd gebruikt. Later werden
nog tal van negatieve effecten vastgesteld voor mens
en dier. Het is in Europa sinds de jaren zeventig verboden,
maar recent onderzoek wijst uit dat het goedje nog steeds
illegaal gebruikt wordt in België. Het oppervlaktewater
blijkt nog steeds vervuild met DDT ten gevolge van recente
besmettingen.
Ecotoxicant:
Dit is een antropogene stof die een mogelijk negatieve
impact heeft op het ecosysteem waarin het terechtkomt.
Hormoon:
Hormonen zijn signaalstoffen, zowel in planten als in
dieren, die door hun werking levensnoodzakelijke functies
zoals ontwikkeling, groei, voortplanting, gedrag, afweer
en energiehuishouding regelen. Zij zorgen ervoor dat
moleculen, cellen, weefsels en organen binnen een organisme
in onderlinge samenhang functioneren ten aanzien van
wat in of buiten het lichaam gebeurt.
Hormonen worden aan de bloedbaan en de intercellulaire
vloeistof afgegeven: secretie naar binnen dus, en niet
naar buiten zoals dat bijvoorbeeld geldt voor onder
meer melk, zweet of speeksel. We spreken dan ook van
inwendige of endocriene secretie (in tegenstelling tot
exocriene secretie). Het orgaanstelsel en de bijbehorende
producten vormen het endocriene stelsel. Hormonen zijn
in de bloedbaan aanwezig als vrije moleculen, of, en
dat geldt voor het merendeel, gebonden aan transporteiwitten.
Via de bloedbaan bereiken hormonen alle levende cellen,
maar niet al die cellen reageren op een bepaald hormoon.
Dat doen alleen de zogeheten doelwitcellen. Dat zijn
cellen die specifieke stoffen bevatten, de receptoreiwitten,
die in staat zijn bepaalde hormonen te binden en de
cel binnen te sluizen zodat ze daar hun werking kunnen
uitoefenen.
Hormoonverstoorders:
Hormoonverstoorders - ook wel pseudo-hormonen, endocriene
verstoorders, hormoonontregelaars, endocriene modulatoren
of endocriene toxicanten genoemd - zijn een verzamelnaam
voor al de stoffen die op de een of andere manier inwerken
op het hormonale systeem van mens of dier en daarbij
nadelige effecten veroorzaken.
Dit is een indeling van endocriene verstoorders (EV)
volgens werkingsmechanisme
- Xeno-oestrogenen: bv: methoxychloor en bisfenylverbingen,
...
- Anti-oestrogenen: bv: dioxine, endosulfaan,
DDT, ...
- Pseudo-androgenen: bv: tributyltin, ...
- Anti-androgenen: bv: vinclozoline, DDE, ...
- Toxicanten die de concentratie aan steroidhormonen
verminderen: bv: fenarimol en andere fungiciden, endosulfaan,
...
- Toxicanten die de voortplanting beïnvloeden
door hun effect op het centraal zenuwstelsel: dithiocarbamaat-pesticiden,
methanol, ...
- Toxicanten met andere effecten op de hormoonwerking:
cadmium, verven op basis van benzidine, ...
Mogelijke manieren waarop deze EV’s de normale
hormoonwerking kunnen verstoren:
- Nabootsen van natuurlijke hormonen door te
binden op exact dezelfde receptoren
- Blokkeren van de receptoren zodat de natuurlijke
hormonen hun functie niet meer kunnen uitvoeren
- Stimuleren van de aanmaak van extra hormoonreceptoren
- Wijziging of vernietiging van natuurlijke hormonen
- Deactivatie van enzymen die de natuurlijke
hormonen moeten vernietigen
- Wijzigen van de hormonale strucuur via rechtstreekse
interactie met de productie ervan
- Beïnvloeden van hormoonsecretie en transport
- Interactie met een hormoon terwijl het reeds
gebonden is aan de receptor
Imposex:
Dit is het voorkomen van een mannelijk orgaan of gedeelte
daarvan bij een vrouwtjesdier, terwijl de vrouwelijke
geslachtsorganen volledig intact zijn. Het mannelijke
orgaan is als het ware toegevoegd.
Intersex:
Bij interseks (bv. bij slakken) zijn sommige vrouwelijke
organen omgevormd tot een mannelijk orgaan.
PCB:
PCB staat voor ‘poly-chloorgesubstitueerde bifenyls’.
Het is eigenlijk een verzamelnaam voor 209 verschillende,
maar vergelijkbare chemische verbindingen, alle afgeleid
van bifenyl waarop chlooratomen ingeplant zijn. Ze worden
door de mens gefabriceerd en komen niet van nature voor.
PCB's zijn heel slecht afbreekbaar en kunnen zich daardoor
ophopen in de voedselketen, bv. in vis en in moedermelk.
PCB's kunnen heel schadelijk zijn voor de gezondheid.
Ze kunnen leiden tot chlooracne (een huid-aandoening),
aantasting van het immuunstelsel en van de lever, en
vermindering van de vruchtbaarheid. Ze worden gevormd
door chloorgas door bifenyl te leiden, tot een mengsel
van de gewenste chloreringsgraad ontstaat. PCB's worden
onder andere gebruikt als isolatievloeistof in transformatoren,
als hydraulische vloeistof, als
koelvloeistof en als weekmaker in kunststoffen.
Persistentie:
Stoffen die moeilijk afgebroken kunnen worden, blijven
langer aanwezig in de omgeving. Ze zijn persistent in
het milieu. Daardoor kunnen deze stoffen zich opstapelen
en veel schade aanrichten, zelfs lange tijd nadat ze
in het milieu terecht kwamen. Zo wordt TBT relatief
snel afgebroken in water, maar kan het jaren aanwezig
blijven in de bodem.
POP:
POP staat voor ‘persistent organic pollutant’.
Dit zijn organische stoffen die al in kleine hoeveelheden
uiterst giftig kunnen zijn. Ze verdwijnen bovendien
niet, omdat ze nauwelijks afbreken in het milieu. Via
lucht en water verspreiden ze zich over de hele wereld.
Onder de POP’s vallen tientallen stoffen, die
in veel producten voorkomen – van televisies en
speelgoed tot vliegtuigstoelen en zeep. Vele POP’s
blijken een hormoonverstorende werking te hebben. Enkele
bekende POP’s zijn:
- Bisfenol-A. Een grondstof voor de synthese
van plastics, die onderzoekers in 2002 aantroffen
in het bloed van mensen. Zij ontdekten ook dat bisfenol-A
de hormoonhuishouding van slakken verstoort. De stof
wordt eveneens toegepast als schimmelwerend middel,
als antioxidant en als brandvertrager.
- Alkylfenolen en alkylfenolen ethoxylaten.
Deze stoffen zitten in shampoos en andere verzorgingsproducten.
In bestrijdingsmiddelen worden alkylfenolen gebruikt
als oplosmiddel. Zo komen ze ook terecht in voedingsmiddelen.
- Ftalaten. Dit zijn weekmakers voor zacht PVC,
toegepast in vloerbedekking,
speelgoed en dekzeilen. Maar ze worden ook gebruikt
in parfum en cosmetica.
Ftalaten kunnen lever- en nierschade veroorzaken en
staan op de internationale lijst van kankerverwekkende
stoffen. Uit onderzoek blijkt dat ze hormoonverstorend
werken in het voortplantingssysteem van zoogdieren.
- Broomhoudende brandvertragers. Stoffen die
voorkómen dat producten snel brand vatten. Ze
zitten in talloze kunststofproducten, van bankstel tot
computer. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat deze stoffen
hormoonverstorend werken en de motorische ontwikkeling
van (ongeboren) kinderen kunnen verstoren.
- Synthetische muskverbindingen. Chemische alternatieven
voor natuurlijke
geurstoffen, toegepast in zeep, schoonmaakmiddelen en
cosmetica. Uit onderzoek is gebleken dat afbraakproducten
van deze muskverbindingen de voortplanting bij kikkers
en vissen verstoren.
Toxicant:
Dit is een antropogene stof die giftig is in relatief
lage dosis. Soms wordt ‘toxicant’ ook gebruikt
voor alle stoffen – zowel natuurlijk als door
de mens gesynthetiseerd – die een schadelijk effect
hebben voor levende organismen
Toxiciteit:
Met toxiciteit bedoelen we de giftigheid van stoffen.
We maken een onderscheid tussen acute en chronische
toxiciteit naargelang de effecten zich op korte (typische
één of enkele dagen - acute) of lange
termijn (maanden, jaren of langer - chronische) manifesteren.
Voor de meeste stoffen wordt een chronische toxiciteit
vastgesteld bij aanzienlijk lagere concentraties dan
voor acute toxiciteit. Omdat de effecten slechts op
langere termijn zichtbaar worden bestaat natuurlijk
het gevaar dat ze over het hoofd worden gezien. Bovendien
kan een stof schade veroorzaken, (bv. verandering van
gedrag en misvormingen), zonder dodelijk te zijn. Zulke
effecten noemt men ‘subletaal’, terwijl
dodelijke effecten de term ‘letaal’ meekrijgen.
Met subchronische toxiciteit heeft men het over effecten
die zich voordoen op middenlange termijn.
Toxine:
Een toxine is een natuurlijke stof die enkel door een
levend organisme kan geproduceerd worden en al giftig
is in relatief lage concentraties.
Tributyltin:
Tributyltin of TBT behoort tot de organotinverbindingen.
Tributyltin (TBT) is een heel agressief bestrijdingsmiddel
dat sinds het begin van de jaren zeventig wordt gebruikt
in aangroeiwerende scheepsverf (‘anti-fouling
verf’). Door de giftige werking voorkomt TBT de
aangroei van algen, zeepokken en andere zeeorganismen
op scheepsrompen. TBT lekt uit de verf en komt terecht
in het zeemilieu. Vooral op plaatsen waar veel schepen
komen, zoals in havens, hoopt TBT zich op in het sediment.
Maar ook midden op zee, langs scheepvaartroutes, zijn
de effecten van TBT te zien.
Xenobiotica:
Een door de mens gemaakt toxicant
|